De dood is niet het definitieve einde, maar de overgang naar een nieuw leven

Voor de tweede keer in ruim twee jaar tijd, stappen we in de auto naar Hengelo om afscheid te nemen. We toetsen hetzelfde adres in op de navigatie als toen. Het nieuws kwam niet erg onverwacht. Als iemand 101 jaar is, kan een griepje fataal zijn. En dat werd het ook.

‘Wil je dat we komen?’, vraag ik aan mijn broer die vertelt hoe ze zijn schoonmoeder tot het allerlaatste moment in haar eigen huis hebben kunnen verzorgen. Hij vertelt over de beslissingen die werden genomen. Geen antibiotica. Alleen nog drinken en eten geven als ze erom vraagt. Een middeltje om geen pijn te lijden. Samenzijn en verhalen vertellen.

Opluchting, emotie en vermoeidheid klinken door in zijn stem. Er zal geen groot afscheid zijn, geen kerkdienst, geen aula vol vrienden. Geen broers of zussen. Als je 101 bent, wordt het eenzaam en stil om je heen.

‘We komen,’ zeg ik. ‘Om jullie een knuffel te geven en om te zeggen hoe ongelooflijk trots we zijn hoe jullie het samen hebben gedaan.’ Ik denk aan de verhalen van de afgelopen jaren en de liefde waarmee ze Tina hebben verzorgd. Ze hebben hun taak volbracht.

We stappen over de drempel van de kleine huiskamer die ruim twee jaar geleden vol stond met familie. De kamer is nu leeg, de zon schijnt door de ramen, de gaskachel brandt. Ik kijk naar de kleine lege bank waar Tina toen als 99-jarige onder een dekentje zat. Broos en slechtziend. Omringd door mensen die haar koesterden met warmte en troost.

Nu ligt niet haar man, maar zijzelf in de serre.
Pia slaat de glazen deuren open en gaat ons voor. Daar ligt Tina. In een bed, op de plek waar haar man altijd enthousiast werkte aan zijn schilderijen, omgeven door zijn spullen baadt zij nu in een zee van licht. Ze is dood. Ontzettend dood tussen de levenden. Niet eerder zag de dood er zo geruststellend uit.

Zo klein en bewegingloos als ze daar ligt, roept haar verschijning respect op.

Zo klein en bewegingloos als ze daar ligt, roept haar verschijning respect op. De diepe rimpels, het golvende grijze haar en de gouden sieraden op haar borst geven een korte samenvatting van haar levensverhaal. Om haar heen overheerst eenvoud. De meubeltjes zijn gedateerd en tuinspullen, fotolijstjes en kleine schilderijtjes gemaakt door haar man staan door elkaar. Op de grond staat een groot rouwboeket en een meter verder doet een mierenlokdoosje zijn werk.

Samen staan we om haar heen. We praten, kijken en lachen. Er wordt zacht gehuild en geknuffeld. Als we allemaal stil worden, gaan we naar de woonkamer. Overal hangen herinneringen: de foto’s aan de muren hebben omgekrulde hoeken en zijn verkleurd door de zon. Vergeelde woordenboeken uit een tijd dat de computer nog niet bestond.

De geur van versgebakken cake komt ons tegemoet. De Poolse zorg au pair Teresa, die Tina de laatste maanden van haar leven heeft verzorgd, bestiert het huishouden en duldt geen tegenspraak. Dat wij alleen maar even op en neer zouden gaan en niemand tot last willen zijn, daar wil zij niets van weten.

‘Ze zei dat ze een salade ging maken,’ zegt mijn broer, terwijl hij zijn schouders vragend ophaalt. ‘Maar bij haar weet je dat maar nooit. Ze heeft jarenlang in Italië gewerkt als kok. Dat is ook de reden dat Tina in de laatste maanden van haar leven nog 8 kilo is aangekomen.’ We drinken koffie en eten de verse cake. Na ruim een uur, is de salade klaar.

Met zijn zevenen schuiven we om de ronde tafel en laten we ons opscheppen door Teresa die geen Nederlands of Engels verstaat. Alleen Pia spreekt Italiaans en als de dames luidkeels met elkaar communiceren, waan ik me in een Italiaanse filmhuisfilm. ‘Maak niet de vergissing nu al je bord vol te scheppen,’ waarschuwt Pia. ‘Je weet niet hoeveel gangen ze heeft gemaakt.’
De parasol die in de serre staat om de zon van het bed te houden, valt om. Gelukkig naar de andere kant.

We drinken rosé en rode wijn, terwijl Teresa achtereenvolgens gebakken vis in tomatensaus, tagliatelle met garnalen, courgettes gevuld met gehakt en bucatini met spekjes en Parmezaanse kaas serveert.
Naast me zie ik een glimlach op het gezicht van mijn lief als hij in de richting van de serre staart. ‘Tina is erbij,’ zegt hij. Als we met hem meekijken, zien we het ook. Door de weerspiegeling van de zon in de ramen, is het gezicht van Tina te zien in de ruit van de serre. Je kijkt zó door haar heen. In de ene kamer wordt het leven gevierd en in de andere de dood.


Foto credit: pexels

Lees ook: Eten, drinken en slapen: kerst 2013