Ze drukt op de knop van de afstandsbediening en grinnikt. Het motortje bromt en de lift gaat langzaam omhoog.
‘Tergend langzaam, gaat-ie. Dat zei oom K.P. toen hij hier was, toen hij nog leefde. Ter-gend langzaam.’
Ze spreekt het woord nu ook extra langzaam uit om het kracht bij te zetten. Ze moet er om lachen.
‘En het is ook zo. Als je de trap op loopt, ben je veel sneller.’
Dat ze dit altijd zegt als ze de traplift gebruikt, weet ze denk ik niet.
Ik sta onderaan de trap te wachten tot ze boven is.
‘Als ik alleen ben, dan zing ik er vaak een liedje bij,’ zegt ze opgewekt.
De liedjes van mijn moeder, ik heb ze nog nooit ergens anders gehoord. Laatst zong ze voor haar achterkleinkind een liedje, dat was zo bizar dat we er een videootje van hebben gemaakt.
‘Lik, lik, kinderen, lik. Vader heeft stroop aan zijn sik. Lik, lik, kinderen lik…’
Ademloos luisterden we met z’n allen naar haar breekbare stem, blikken uitwisselend en een lach onderdrukkend.
Na wat googelen, kwam ik op een hele rare site terecht. Het origineel is nog erger. Dat heb ik maar niet aan mijn moeder verteld.
Het motortje valt stil, ze stapt uit. Met een paar stappen ben ik ook boven en duw de handel van het trapliftje opzij zodat ik er langs kan. Ze schuifelt naar haar slaapkamer. Over de leuning van de overloop hangen zeven stevige witte onderbroeken te drogen. Van elke dag een.
Ik had het al eerder gezien, toch schrik ik als ik nog maar één bed zie staan. Meer aanwezig kan mijn vader nu niet zijn. In de hoek zijn oude bureautje, waaraan hij werkstukken en proefwerken zat na te kijken. Een frons in zijn voorhoofd en een sigaret op de rand van de asbak. Het bureautje waarin hij de seksboekjes bewaarde die hij op school van leerlingen in beslag had genomen. De boekjes die wij verslonden als mijn ouders een zondagmiddagwandeling maakten.
Mijn moeder heeft het sieradendoosje van de linnenkast gehaald. Wat in mijn ogen ooit een schatkist was, ziet er nu maar beduimeld en versleten uit. Ze pakt nog een met zwart skai bekleed doosje uit haar nachtkastje en haalt het deksel er zo af.
‘Het sleuteltje is kwijt en het scharnier is kapot. Kijk maar of er iets bij zit.’
Jaren geleden is ze al begonnen met uitdelen.
‘Als je iets ziet wat je wilt hebben, neem maar mee,’ zegt ze bij elk bezoek. Gelukkig zijn wij niet zo, anders zat ze nu in een leeg huis.
Op haar nachtkastje staan naast het wekkertje, de vertrouwde Ponds crème, een klein flesje Chanel nr5 en een zaklampje voor als ze ‘s nachts naar de wc gaat. Het flesje kleeft maar de geur is als vanouds: zoet en zwaar.
‘Neem maar mee hoor.’
Ik bedank vriendelijk en schud van nee.
Samen zitten we op de rand van haar bed. Het goud, zilver en bloedkoraal gaan door haar gerimpelde handen. Levervlekken en kleine wondjes. Geen trouwring. Elk sieraad heeft zijn eigen verhaal. Een verhaal dat ze maar al te graag vertelt. De eerste armband die ze van mijn vader kreeg, de broche van tante Marije, de hanger van oma, de ring die ze voor zichzelf kocht.
Ik laat alles kritisch door mijn vingers glijden. Draag ik het of draag ik het niet? Dat is mijn belangrijkste criterium. Voorzichtig maak ik het horloge van opa open om het binnenwerk te bekijken. Zo fijn, zo knap gemaakt. Hier hebben mensenhanden zorgvuldig aan gewerkt. Een precisiewerkje dat geduld vraagt.
‘Het was ooit een vestzakhorloge maar opa heeft er een bandje aan laten zetten.’
Ze is helemaal in haar element. Elk onderwerp leidt tot een volgende en ze komt altijd weer bij vroeger uit.
Ik luister. Ik kijk.
Haar gezicht is bruin, gevlekt en gerimpeld, haar wenkbrauwen zijn bijna weg en het haar pluist. Liefde stroomt in kleine golfjes door me heen.
Ik gesp het horloge om en weet dat ik deze wil. Hij staat, hij past en ik kan hem ook echt gebruiken. Wat heb ik aan sieraden die in een doosje blijven liggen totdat ik ze doorgeef aan mijn zoon? Niks.
Die avond doe ik hem nog een keer af om hem aan mijn zoon te laten zien. Samen bewonderen we het fragiele radarwerk en zijn onder de indruk dat het nog werkt. Voorzichtig doet hij het klepje er weer op voordat hij het aan me teruggeeft.
Net voordat ik het bedlampje uit wil doen, valt mijn oog op het horloge aan mijn pols. Het besef dat ik met het horloge in bad ben geweest treft me als een bliksemschicht.
Als het horloge gedroogd is en tikt zoals het moet, vraag ik aan mijn moeder of ik het mag ruilen. Voor iets wat ik elke dag kan dragen. Iets waar ik niet voorzichtig mee hoef te zijn. Ze vraagt niet verder, het is goed.
Ze drukt op de knop van de afstandsbediening en grinnikt. Het motortje bromt en de lift gaat langzaam omhoog.
‘Tergend langzaam, gaat-ie. Dat zei oom K.P. toen hij hier was, toen hij nog leefde. Ter-gend langzaam.’
Ze spreekt het woord nu ook extra langzaam uit om het kracht bij te zetten. Ze moet er om lachen.
‘En het is ook zo. Als je de trap op loopt, ben je veel sneller.’
Photo by Gabriel Laroche on Unsplash
workshop creatief schrijven
werken, brainstormen, lopen en schrijven
LOTTY ROTHUIZEN
Online Copywriter en Columnist
Lotty heeft haar vakkennis en creativiteit de afgelopen jaren gebruikt om omzet te maken voor haar opdrachtgevers.
Nu geeft ze deze waardevolle kennis graag door aan schrijvende ondernemers en ondernemende schrijvers. Je leert luisteren, kijken en denken als een copywriter.
Met oog voor nuance en gevoel voor humor. Theorie gaat leven in opdrachten die direct toe te passen zijn in de praktijk.
Mooi, breekbaar en krachtig!