Ik sta al een tijdje voor de voordeur van mijn ouderlijk huis te wachten, als -na de derde keer aanbellen- de deur eindelijk open gaat. Het is duidelijk dat mijn moeders gehoor haar in de steek laat, maar haar enthousiasme als ze me ziet is nog altijd hetzelfde. Even later zitten we in de woonkamer met een kopje koffie en de koektrommel op tafel. Sommige dingen veranderen nooit.

Als ze op wil staan om koffie bij te schenken, zie ik hoe moeizaam dat gaat. ‘Ja, de ouderdom komt met gebreken,’ lacht ze. ‘Opstaan gaat steeds lastiger en ik heb al gekeken voor een seniorenstoel. Zo’n stoel met een hogere zit en allerlei extra mogelijkheden.’
Ik zie de advertenties uit de ANWB-gids voor me. De mensen op die foto’s zien er veel fitter uit dan mijn moeder. ‘Maar waar moet zo’n ding staan? Ik vind ze ook nog foeilelijk.’

Maar waar moet zo’n ding staan? Ik vind ze ook nog foeilelijk.

Samen kijken we de woonkamer rond. De tijdloze bank en de stoelen die erbij horen. Mijn moeders stoel in de ene hoek en mijn vaders stoel in de andere hoek voor het raam. Ik kan me niet herinneren dat de meubels ooit anders hebben gestaan. Ik kijk naar de lege plek waar mijn vader altijd met zijn krantje zat. De leeslamp die erboven hangt, brandt. De planten- en vogelboekjes in de boekenkast ernaast zijn de stille getuigen van zijn afwezigheid. Het seniorenalarm hangt nog aan de muur.

‘Ik zou de bank best eens dáár willen hebben,’ zegt mijn moeder tot mijn verbazing en ze wijst naar het grote raam dat uitkijkt op de tuin. ‘En dan mijn stoel daar onder die staande lamp. En die daar.’

Ik begin meteen met schuiven, tillen, passen en meten. Tien minuten later heb ik alle zitmeubelen in de woonkamer een nieuwe plaats gegeven. Samen kijken we naar het resultaat. Er klopt iets niet. We zien allebei wat het is. ‘Nee, zet maar weer terug,’ zegt ze resoluut. ’De stoel van je vader hóórt daar niet.’

Even later zit ik weer op de bank, mijn moeder in haar stoel en mijn vader is er in onze gedachten bij. Dáár in zijn eigen stoel.