Gisteren stapte ik op de trein om een dagje op bezoek te gaan bij de man die mij heeft leren praten, lopen en fietsen.

De man die mij les heeft gegeven. Geschiedenis, Godsdienst en Taal. En al die andere vakken die je krijgt op de basisschool.

Hij kon prachtige vervolgverhalen vertellen. Zittend op de rand van zijn tafel voor het grote schoolbord. Koffie en een sigaretje erbij.

Hij gaf de personages een eigen stem: hard bulderend of fluisterzacht. Dan maakte hij het zó spannend dat je een speld kon horen vallen in de klas.

Zijn timing was perfect. De bel ging altijd op het moment dat het verhaal op zijn hoogtepunt was. Deze man heeft de cliffhanger uitgevonden zonder ooit van het woord te hebben gehoord.

Met sierlijke letters leerde hij ons schrijven. Met potlood leerde hij ons tekenen. In de rekenles stampte hij de tafels er bij ons in. Stamwoorden maakte hij begrijpelijk.

Op school noemde ik hem meneer. Thuis was hij papa.

Een papa als zoveel anderen. Die hard werkte, veel kranten las en stilte eiste zodra het journaal begon. Op zondag sneed hij niet alleen het vlees maar ging ook nog naar de kerk.

Kortom: mijn held.

Hij was maar een paar jaar ouder dan ik nu ben, toen aan zijn leven een einde kwam.

HIJ GING NIET DOOD

Het was ‘maar’ een beroerte. De beroerte verwoeste een deel van zijn hersenen en vaagde de meneer van de kaart.

Wat overbleef was afasie. Een mooi woord.

Thuis probeerden wij hem opnieuw te leren praten en schrijven. Zoals vroeger. Hij schreef de woorden met een vinger in de lucht omdat de uitgesproken letters geen betekenis kregen in zijn hoofd.

Sinds die dag, 33 jaar geleden waant hij zich in een vreemd land. Bekende mensen, bekende gezichten maar niemand spreekt zijn taal. Zijn onzekere ogen verraden dat hij wéét dat hij niet zegt wat hij zeggen wil. Zijn hersenen spelen een vreselijk spelletje met hem. Wel denken maar niet kunnen zeggen.

Gisteren bezocht ik hem. Voor hem ligt een geopende krant. Zijn houvast. Zijn manier om in het leven te blijven staan. En daar moet hij keihard voor werken. Een krant lezen kost hem een hele dag. Zonder bijlage en zonder ‘de Verdieping’.

Elke dag valt er een nieuwe krant op de deurmat. Het lijkt een race tegen de klok.

Dit is zijn manier om op de hoogte te blijven van alles wat er in de wereld gebeurt. Maar navertellen wat hij heeft gelezen kan hij niet.

Lezen hoort bij onze eerste levensbehoeften. En dat blijft. Ook als het je meer moeite gaat kosten.

Ik vroeg hem hoe hij dat toch doet. Hij pakte de krant en begon te wijzen. Zijn vinger gleed langs de koppen. ‘Koppen snellen’ is voor hem net zo belangrijk als voor alle andere lezers. Of zelfs belangrijker.

De kop vertelt hem of hij zijn energie moet steken in verder lezen of niet. De kop geeft hem snel en kort de informatie die hij nodig heeft om die beslissing te kunnen nemen. En daarin verschilt hij niet van you and me and everybody else.

Door een goede kop word je getriggerd. Hij maakt nieuwsgierig. Je wordt als het ware het artikel ingezogen. Je moet lezen waar het verder over gaat. Met goede koppen kun je meer lezers bereiken. Heel simpel.

Koppen schrijven is leuk, maar dan ben je er nog niet. Wil je écht beter leren schrijven? Check dan de Training Duidelijk en Lezersgericht Schrijven.