Het is weer tijd voor de halfjaarlijkse longfunctietest. Al maanden hangt het afsprakenformulier op mijn whiteboard. De juffrouw is ingelicht. Om half elf moet mijn zoon naar huis om met mij naar het ziekenhuis te gaan.
Daar gáát weer een ochtend. Denkt de juf. Míjn ochtend. Denk ik.
Yes! Denkt mijn zoon daar achteraan.
Om tien uur pak ik het formulier en zie dat ik er met pen iets op heb gekrabbeld. Longfunctie 10:15 uur. aansl. Kinderarts 11 uur.
Shit! Shitterdeshit!
Snel bel ik het nummer dat op het formulier staat en wonder boven wonder krijg ik meteen iemand aan de telefoon die hierover gaat. Ik word niet één keer doorverbonden. Deze dame is doortastend. ‘Hoe laat kun je er dan wel zijn? Dan regel ik op beide afdelingen dat ze even schuiven in de agenda. De longfunctie is op de derde etage.’
Nauwelijks bekomen van de schok van zoveel medewerking bel ik de school. Ik stuur de conciërge met spoed op de klas van mijn zoon af en leg uit dat ik met ronkende motor voor het plein sta te wachten. ‘Welke klas en hoe heet de leerkracht?’ Euh? Hoe heet die nieuwe juf ook alweer? ‘Ellen!’ Ik heb goed gegokt want hij belooft haast te maken.
Op de parkeerplaats sta ik te wachten. Als het me te lang duurt, besluit ik naar binnen te gaan. Daar besef ik dat ik niet alleen de naam van de juffrouw niet direct paraat had maar nu ook geen flauw idee heb in welk lokaal hij zit.
Ik ben geen slechte moeder. Het jaar is net begonnen.
Ik sluip door de gangen en gluur bij elk lokaal naar binnen. Maar niet onopvallend genoeg om aan de aandacht van tientallen nieuwsgierige kinderblikken te ontsnappen. Door het raam van een lokaal helemaal achter in de gang zie ik een paar bekende gezichten. En dan ook die van mijn zoon. Hij springt onmiddellijk op. Blij en enthousiast. Ik schud de juf de hand en ze verklaart dat ze de kinderen nooit naar buiten laat gaan als er zomaar iemand heeft gebeld.
We leven in 2013.
Het is een slechte gewoonte van me om op het laatste moment het parkeerterrein op te scheuren. Maar nu zijn we binnen.
‘Met de lift of de trap?’ vraagt mijn zoon. We kiezen de lift. Anders is hij al buiten adem voordat hij moet blazen.
De liftdeuren sluiten. ‘Mag ik drukken?’ Drukken. Zelfs als je al tien jaar bent vind je dat nog leuk. ‘Ja. De derde.’
‘Er is geen derde mam.’
Ik kijk naar de knopjes. Van -1 tot 2. Nee hè, daar gáán we weer, denk ik en denkt mijn zoon. ‘We gaan gewoon naar twee mam.’ Met zijn doortastendheid probeert hij een paniekaanval bij zijn moeder te voorkomen.
Altijd de weg kwijt.
Altijd zoeken.
Altijd te laat en bezweet aankomen.
Hij kent het ondertussen.
Op de tweede etage stappen we uit en ik klamp de eerste de beste witte jas aan die ik tegenkom. ‘We moesten naar de derde etage. Maar die is er helemaal niet!’ zeg ik verwijtend. De witte jas kijkt me geamuseerd aan. ‘Ja hoor. Maar de lift gaat maar tot de tweede. Achterin de gang zijn de trappen.’
Als we even later op de harde kuipstoeltjes in de gang zitten te wachten weet ik zeker dat we op de juiste plek zijn beland. Vanuit de kamer naast ons horen we zuchten en blazen dat het een lieve lust is. ‘Blazen, blazen, blazen èèèn pffffffff….’
Even later stapt er een jongetje uit de kamer met een rood aangelopen gezicht en op hetzelfde moment worden wij geroepen. De zuster geeft een hand en pakt stevig door. In alles wat ze doet is te merken dat het een routineklus voor haar is. De hele dag door mensen motiveren om zo diep mogelijk in te ademen en dan zo lang mogelijk weer uit. Ze vindt er geen bal aan.
Schoenen uit. Meten. Wegen. Ga maar zitten. Nee. Afblijven, dat apparaat is niet voor jou. Hier, pijp in je mond. Knijper op je neus. Recht zitten.
Op het computerscherm komt een gezellige animatie. Een verjaardagstaart met flakkerende vlammetjes. ‘Zie je de kaarsjes? Die ga jij uitblazen.’ Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, zit mijn zoon even later met alle lucht die hij in zijn longen heeft de computergestuurde kaarsjes uit te blazen.
De zuster blaast met hem mee: ‘Blazen, blazen, blazen èèèn pffffffff….’
Eerst de voorste, dan de middelste en na het laatste beetje lucht wakkert het vlammetje van de laatste kaars weer op.
‘Gemeen hè?’ zegt de zuster emotieloos. ‘We gaan het nóg een keer doen.’
Pijp in je mond. Knijper op je neus. Recht zitten. ‘Blazen, blazen, blazen èèèn pffffffff….’
Na een paar keer blazen is het tijd voor een overdosis Ventolin. Op de gang wachten we tot de Ventolin zijn luchtwegen heeft verwijd. Als zijn handen gaan trillen en zijn hart tekeer gaat weten we dat het werkt en mag hij nog een keer.
Als een dolle blaast hij kaarsen, ballonnen en wolken over het computerscherm en mogen we voor de uitslag naar de kinderarts op de tweede verdieping. Ik volg mijn zoon door de gangen en daardoor lopen we in één keer goed.
De kinderarts is een vrouw met een zuinige mond. Alles aan haar is zuinig. Ze praat weinig, lacht niet, kijkt ons nauwelijks aan. Als ze het dossier en de test heeft bekeken moet ze zuinig toegeven dat het beter gaat. Hij mag stoppen met zijn medicijnen maar moet wel onder controle blijven. We hoeven pas over een jaar terug te komen. Dat is lang genoeg om niet meer te weten op welke afdeling we moeten zijn.
Ik sluip door de gangen en gluur bij elk lokaal naar binnen. | blog | http://t.co/EnoDjJ3zgi
RT @LieveLotty: Met zijn doortastendheid probeert hij een paniekaanval bij zijn moeder te voorkomen. | blog | http://t.co/EnoDjJ3zgi
De hele dag door mensen motiveren zo diep mogelijk in en uit te ademen… Ze vindt er geen bal aan. Blog @LieveLotty http://t.co/FdOAT2PbSZ
Heej Lotty,
Dank je wel! Je blog tovert weer een lach op mijn toet.
Succes volgend jaar! 🙂
Fijn weekend.
Groetjes
Moniek
Soms vraag je je toch af waarom dokters ‘kinder’arts worden hè? Maar bij goed nieuws valt het nog wel door de vingers te zien ; )
Mooi RT @LieveLotty: Met zijn doortastendheid probeert hij een paniekaanval bij zijn moeder te voorkomen. | blog | http://t.co/v2mF7I0yWT
Hier, pijp in je mond. Knijper op je neus. Recht zitten. | blog | http://t.co/EnoDjJ3zgi
‘Gemeen hè?’ zegt de zuster emotieloos. ‘We gaan het nóg een keer doen.’ | blog | http://t.co/EnoDjJ3zgi