Haar blik blijft al een tijdje steken ter hoogte van mijn decolleté. Zou het te laag uitgesneden zijn voor een verpleeghuis?
‘Jij hebt een spuugtruitje aan,’ zegt de oude dame op pinnige toon.
‘Een wat?’ vraag ik.
‘Een spuugtruitje.’ Ze wacht even af welke uitwerking haar woorden op mij hebben. Ik denk nog steeds dat ik het niet goed heb verstaan maar begin nu wel een beetje bang te worden dat ze straks op mij gaat spugen.
‘Een spuugtruitje, zo noemen ze dat in Den Haag.’
Ik kijk naar beneden en zeg: ‘Goh, wij noemen dat een watervalhals.’
Ik ben gevraagd een workshop creatief schrijven te geven in een verpleeghuis. De bewoners willen wel eens iets anders dan sjoelen en koersbal, is de gedachte. Dus er is een project opgezet waarbij ze zich kunnen inschrijven voor verschillende workshops. Vandaag kunnen ze kiezen voor muziek maken met Marion of creatief schrijven met mij.
‘Ik kan niet schrijven.’ De mevrouw zegt het vol overtuiging.
‘Ik ook niet,’ zegt een andere grijze dame in rolstoel. ‘Schrijven is niks aan. Ik wil muziek maken.’ Er wordt instemmend geknikt aan tafel. Even zijn ze het allemaal met elkaar eens: schrijven is stom.
Ik zie een uitdaging en besluit er wat luchtigheid en humor in te gooien. Ik probeer de dames over te halen en zeg dat ze niet eens hoeven te schrijven omdat we vooral gaan kijken.
‘Iedereen kan kijken,’ zeg ik. Tegenover me zit een dame met knikkend bewegingen koffie te drinken. Ik vraag me af of je met Parkinson kunt schrijven.
De sfeer aan de koffietafel is grimmig. Op gespeeld beleefde toon vliegen de beledigingen over tafel. Er wordt geklaagd en gemopperd. Uiteindelijk besluit de leiding dat de groep wordt verdeeld. Vier dames moeten met mij mee naar een andere ruimte. Spuugtruitje is bij mij ingedeeld en vief loopt ze voor me uit terwijl ik een rolstoel van een van mijn leerlingen duw.
‘Zo,’ zeg ik tegen Spuugtruitje, ‘u heeft aardig de vaart erin.’
‘Met mijn benen is niks mis. Het zijn mijn ogen,’ zegt ze terwijl ze door de grote hal slalomt en nog net een zuil weet te ontwijken. Het ontmoetingsplein is een soort restaurant annex aankomst- en vertrekhal. Hier zitten bewoners met of zonder bezoek koffie te drinken of – dat vooral – voor zich uit te staren. Ik zie hoe een tengere mevrouw haar chocolade-ijsje eet. Dat gaat niet zo goed.
In onze workshopruimte schuif ik stoelen weg om de rolstoelen te installeren. Tijdens mijn uitleg word ik voortdurend onderbroken. De mevrouw die niet kan schrijven zegt het nog maar eens een keer: ‘Ik kan niet schrijven.’
‘En onthoud,’ zeg ik, ‘dat er geen goed of fout bestaat. U gaat het gewoon proberen.’
Ik leg uit hoe belangrijk geheugen, inlevingsvermogen en kijken zijn, als je wilt schrijven. Spuugtruitje valt me in de rede als ik zeg dat observaties feitelijk zijn.
‘Dat klopt al niet. Onzin,’ zegt ze alsof ze me heeft betrapt. ‘Als je observeert, heb je daar ook meteen een mening over. Dat gaat vanzelf.’
Daar heeft ze een punt. Ik was in dit uurtje niet van plan een masterclass observeren te geven maar ik geef haar schoorvoetend gelijk.
‘Het klopt, u heeft een beetje gelijk. De kijker geeft altijd een eigen interpretatie aan de observatie. Ik bedoel nu met observeren: beschrijven wat je ziet.’
‘Wanneer gaan we nou wat doen?’ vraagt mevrouw links van me.
‘Ik kan niet schrijven,’ zegt mevrouw naast haar weer. Demonstratief legt ze haar handen op de lesstof voor haar. Mevrouw rechts wacht geduldig tot ik verderga.
Ik vlieg door mijn uitleg heen en leg daarna een stapel foto’s neer. ‘Kies maar een foto uit die u aanspreekt. Die gaat u daarna observeren. En u maakt een hele lange lijst met trefwoorden van de dingen die u ziet. U mag ook dingen opschrijven die u niet waarneemt maar die u vermoedt. Zoals geur, tijdstip, temperatuur…’
‘Ik kan niet schrijven.’
‘Wat een rare foto’s.’
‘Mag ik deze alstublieft?’
‘Nou hier ben ik zó klaar mee.’
Het wordt zowaar stil aan tafel. Ik loop naar de mevrouw die niet kan schrijven en wijs wat dingen op de foto voor haar aan. ‘Wat is dit?’
‘Een lief meisje,’ zegt ze onzeker.
‘Schrijf maar op,’ zeg ik en ik wijs weer iets aan.
‘Een rok?’ vraagt ze.
‘Een rok. Inderdaad. Schrijf maar op.’
‘Wat vindt u van de rok? Wat voor rok is het?’
‘Ik vind hem mooi. Het is een feestrok.’
‘Nou, ziet u wel,’ roep ik alsof ik een kleuter prijs die net zijn bah op de pot heeft gedaan. ‘Ga zo door.’
Na een tijdje nodig ik iedereen uit om voor te lezen wat ze hebben opgeschreven.
‘Zie je wel, ik kan niet schrijven.’ Ze houdt haar blaadje omhoog. Na de feestrok is er niets meer bij gekomen.
Mevrouw rechts heeft in een paar zinnen een treffend en persoonlijk verhaal geschreven waarbij ze zich duidelijk heeft ingeleefd in de persoon op de foto.
‘Dat is niet eerlijk,’ zegt Spuugtruitje. ‘Zij heeft al geschreven. Dat was niet de opdracht.’
Spuugtruitje leest haar trefwoorden voor en ik kijk op de klok. We hebben nog een kwartier waarin ze met behulp van hun observatie en de trefwoorden een kort verhaal mogen schrijven.
‘Ik stop. Ik kan niet schrijven.’
Ik begin er een beetje moe van te worden. Mevrouw links van me schrijft geconcentreerd met het puntje van haar tong uit haar mond. Rechts is toe aan een nieuwe foto. Spuugtruitje heeft volgens mij helemaal niks aan haar ogen want ze schrijft een geweldig kort verhaal en mist daarbij geen enkel detail van haar foto.
De dames lezen hun verhaal voor en zijn heel even aardig tegen elkaar over het resultaat.
Ik zeg dat het tijd is en wil vragen wat ze ervan vonden. Maar Spuugtruitje is me voor. ‘Dit was dus eigenlijk een nutteloze workshop,’ zegt ze, terwijl ze een stapeltje maakt van haar schrijfsels en foto.
‘O?’
‘Ja, nutteloos. Ik heb hier niks nieuws geleerd. Ik zou zo een boek kunnen schrijven, weet u dat?’
‘Is dat zo? Dan daag ik u graag uit om volgende week weer bij mij te komen. Dan verzin ik een andere opdracht speciaal voor u. Spuugtruitje neemt de uitdaging aan.
‘Ik kan niet schrijven,’ hoor ik achter me. ‘Dat zei ik toch?’
Herken veel dingen, in mijn omgeving zijn er aardig wat Alzheimer pacienten. Groet
Mooi verhaal….. Verbeter anex even: dat staat beter 🙂
Je hebt gelijk: annex staat veel beter.