We zijn onderweg naar Hengelo. Of all places.

De oldtimer Suburban staat werkloos in de garage sinds de hele familie in staking is gegaan. We willen het niet meer, door de ANWB naar huis worden gebracht.

Tot verdriet van Lief. Die had het er voor over. Als de Sub stil komt te staan aait hij liefkozend over de motorkap en belt met opgewekte stem de ANWB. Wachten in de berm terwijl de auto’s met 120 kilometer aan hem voorbij razen, lijkt ineens het leukste wat hem kan overkomen op zijn vrije zondagmiddag. Dat doen we dus niet meer.

We stappen in mijn Twingo. Twee uur rijden in een Twingo is niet leuk. Twee uur rijden in een Twingo met vier personen en een hond noem ik een uitdaging.

Stilletjes zit Lief naast mij met zijn benen dubbelgevouwen, knieën opgetrokken. Op de achterbank zitten onze iPadboys van elkaar gescheiden door de minimale bagage die we voor dit weekend kunnen meenemen. Genoeg om een barrière tussen hen te vormen zodat er geen slaande ruzie ontstaat.

De bejaarde Golden Retriever hijgt non-stop haar hete adem tegen de smalle jongensnekjes. Ze stinkt uit haar bek. We draaien de raampjes open waardoor we geen muziek meer horen en elkaar niet kunnen verstaan.

Als we bezweet aankomen worden we hartelijk ontvangen. Na het eerste glas wijn, zijn we de rit alweer vergeten. We bewonderen het huis van mijn broer en zijn vriendin. Het is tenslotte een housewarming.

De kinderen gooien papieren vliegtuigjes van het balkon.

De hond plast op het gazon.

We zetten onze ouders op een bankje in de zon.

Iedere keer als ik mijn vader zie, schrik ik weer. Het gaat steeds een beetje minder.

Hij is er maar hij is er niet.

Hij is er maar hij is er niet.

In de drukte ontgaan de gesprekken hem. Hij drinkt zijn koffie uit een tuitbeker. Anders loopt het zo langs zijn mond, over zijn kin op zijn kleren. Hij voelt het niet. Hij schaamt zich een beetje.

Naast hem zit mijn gekrompen moeder. Ze heeft net een paar oogoperaties gehad. Op haar gezicht heeft ze een joekel van een zonnebril. De bril doet me denken aan vroeger. Ze heeft er eerder zo één gehad. Ik schaamde me voor haar. Ik vond haar lijken op een bromvlieg.

‘Waar háál je zo’n bril, mam?’ vraag ik uit oprechte nieuwsgierigheid. ‘Och kind! Die is al dertig jaar oud. Van de ANWB. Zo’n fijne bril nu mijn ogen zo gevoelig zijn…’

Lief steekt de barbecue aan. Op de achtergrond ratelt mijn schoonzus in rap Italiaans met een Twents accent. We eten, we drinken. We zijn familie.

Mijn zoon moet zich melden bij zijn oma. Met rapport. Hij weet wat dit betekent. Met het geldbedrag in zijn achterhoofd hoort hij oma’s reactie op zijn rapport aan. Bij ieder vak heeft ze een vraag, een compliment of een opmerking. Hij moet een gaap onderdrukken. Eindelijk komt haar portemonnee tevoorschijn. Ongeduldig neemt hij de vijf euro aan.

De kinderen doen verstoppertje en gebruiken het hele huis. Housewarming krijgt daarmee een andere betekenis. De nieuwe gordijnen, het echtelijk bed en het nieuwe ligbad worden ingewijd.

Als het wel heel lang stil is, vinden we de kinderen in de werkkamer van mijn broer. Ze hebben een boek uit zijn boekenkast gehaald. Een kunstboek.

Ademloos bladeren ze door Heaven to Hell van David LaChapelle*. Van alle kunstboeken hebben ze het enige boek gevonden dat grenst aan porno. Broer staat er schaapachtig bij te lachen en snuit zijn neus. Dit vindt hij leuk. ‘Stond dat boek in mijn kast?’ speelt hij verontwaardigd. ‘Dan heeft iemand anders dat er stiekem in gezet!’

‘En ik heb het gevonden!’ roept de jongste trots. ‘Laat eens kijken.’ zegt broer en slaat meteen zijn handen voor zijn ogen. ‘Kijken jullie dáár naar? Bah!’.

Aan het einde van de dag schuifelen mijn vader en moeder naar de auto van mijn schoonzus. Ze worden naar huis gebracht. Ze wuiven vanaf de achterbank. Als wij niet veel later onszelf in de Twingo proppen rijden we zonder mopperen in twee uurtjes naar huis.

* Waarschuwing: kan schokkende beelden bevatten 😉

 

 

CURSUS SCHRIJVEN VOOR HET WEB 2016