Het voordeel van een LAT-relatie is dat je allebei je eigen huishouden hebt. Je kunt alles lekker op je eigen manier blijven doen. Dat is De Regel. Aanpassen doet degene die ‘op bezoek’ is.

Mijn Lief en ik zijn allang niet meer bij elkaar op bezoek. Toch blijft De Regel min of meer overeind. Dus ik hoef me niet te schamen als ik na een copieuze maaltijd een tevreden boertje laat. Ik schuif mijn stoel naar achteren om uit te buiken. Dan bedank ik voor de goede zorgen en wandel moe maar voldaan naar mijn eigen huis. Hem achterlatend met de volle tafel, een vieze keuken en de afwas.

De Regel kan ook een nadeel zijn. Als ieder het op zijn eigen manier blijft doen, kan het ergernis opleveren. Irritatie, wrevel, jeuk.

Lief heeft een Tuin. Ik zeg: een Tuin met een hoofdletter. Het was de hobby van zijn ex-vrouw, die het onderhoud om begrijpelijke redenen na de scheiding niet heeft voortgezet. Had zij dat wel gedaan, dan was de prachtig aangelegde tuin vol bloesem- en fruitbomen nu niet veranderd in een jungle. Een wild oerwoud. Een bos vol dominante, snelgroeiende, om zich heen grijpende planten.

Toen ik hem net leerde kennen, vond ik het wel grappig. Zó eigenwijs. Niks aan je tuin doen! Wat een c h a r m a n te man.

Iets met een roze bril.

Vol vertrouwen kocht ik bij wijze van grap ‘Mijn Tuinparadijs-bordjes’ op een website die is opgezet voor en door mensen die hun tuin openstellen voor de natuur. Een diervriendelijke tuin, waar mollen, vogels, spinnen, mieren, konijnen en slakken onbegrensd kunnen genieten van compost, kattenpoep en regenwater.

‘De diervriendelijke tuin biedt ons de broodnodige ontspanning en de mogelijkheid om dicht bij huis van planten en
dieren te genieten: de natuur in het klein als bron van rust, inspiratie en geluk.’

Ooit had zijn tuinparadijs een voordeel. Op onze kinderloze dag huppelden wij als Adam en Eva nakend door de tuin achter elkaar aan. Dartel en verliefd. Vrij en blij. Eén met de natuur. Eén met elkaar.

Ooit had zijn tuinparadijs een voordeel. Op onze kinderloze dag huppelden wij als Adam en Eva nakend door de tuin achter elkaar aan.

Voor buitenstaanders aan het oog onttrokken door de dichtbegroeide schutting. Ik dacht dat het leven altijd zo mooi zou blijven.

Iets met een roze bril.

Inmiddels is het geen optie meer om onbeschermd de tuin in te gaan. De tuin is van de bomen, planten en beestjes. Beestjes die het liefst in warme vochtige plekjes kruipen, die komen aangelopen, gekropen of gevlogen. Kortom, de tuin is overgenomen door de natuur. Dat zit zo.

Mijn Lief heeft geen zin om met zijn vingers in de aarde te wroeten. Voelt er niets voor zijn mannelijkheid te tonen door zich met een kapmes een weg te banen naar het achterterras. De tuin wordt als het ware steeds kleiner. Of groter. Hoe groter de tuin, hoe kleiner het leefbare gedeelte.

De kinderen kunnen slechts met nachtkijkers de trampoline bereiken. Met rooksignalen laten we ze weten dat het eten klaar is. De barbecue is overwoekerd en geabsorbeerd. De regenton is een speelvijver voor kikkervisjes en insecten. Reigers vliegen als aasgieren boven de tuin.

De plaatselijke padvindersvereniging slaat af en toe hun kamp op achterin de tuin. Heb ik van horen zeggen. Ze organiseren spannende trektochten van het terras naar de trampoline en wassen zich met water uit de regenton. Ze maken hun eten klaar in kleine aluminium pannetjes en slapen op geïmproviseerde veldbedjes op de composthoop. Zolang ze voor het slapen gaan hun kampvuurtje doven is er niets aan de hand. Wij zien ze niet in de wildernis.

Onze eigen kinderen liggen liever in een Armani-bikini op een zonnig strand en willen helemaal niets van scouting weten. Ze voelen zich ongemakkelijk en beginnen aan mijn jasje te trekken. Ze werpen zich smekend voor mijn voeten. Klampen zich aan mijn benen vast. Of ik alsjeblieft, alsjeblieft wil regelen dat Eigen Huis en Tuin langs komt. Eensgezind als nooit te voren, keren de arme zieltjes één voor één hun spaarpotjes om. Hun gezamenlijke bijdrage in de kosten. Nooit eerder waren ze zó solidair. Eigen Huis en Tuin gaat dit natuurlijk nóóit allemaal betalen, denken zij. Daar zouden ze wel eens gelijk in kunnen hebben.

Zoals de ongeschreven regel zegt: het is zijn tuin. Maar ik ben eigenwijs. Ik zet de roze bril af en schrik van wat ik zie. Gewapend met een kompas baan ik me een weg naar de achterkant van de tuin waar vroeger een zonnig terras was. Op de tast vind ik de grote eettafel waar ooit op lange zwoele avonden werd gegeten, gelachen en gedronken. De tafel is onherkenbaar geworden onder de centimeters dikke laag vogelpoep. Dik, wit en aangekoekt.

De tuinbank is bedekt met een wollige laag zacht en sponzig mos. Het terras is overwoekerd met onkruid. Wilde bloemen en planten. Ik besloot De Regel te overtreden.

Gewapend met een hogedrukspuit, regenpak, kaplaarzen en veiligheidsbril keer ik naar de plek des onheils terug. Uren achtereen spuit ik met geweld de smurrie van het tuinmeubilair. De drab baant zich een glibberig pad onder de schutting door naar het achtergelegen fietspad. Geschrokken insecten rennen weg op zoek naar een veiliger onderkomen in de ooit zo rustige tuin. Ik zet mijn bril af en het resultaat is oogverblindend. Het schone hout steekt fel af tegen de blubberige ondergrond. Kwestie van opdrogen. Denk ik.

Met trillende armen maar voldaan vertrek ik naar mijn eigen betegelde tuintje. Mijn blik blijft steken op de omgespitte strook voor de schutting waar een jaar geleden een boom is weggehaald. Een deel van de bestrating is daarvoor verwijderd. Lief verzekerde mij toen dat hij dat ‘wel even’ opnieuw zou leggen. Nu ik me toch zo praktisch heb uitgedost kan ik ook wel even doorgaan, want dat ‘wel even’ van Lief kan best lang op zich laten wachten.

Vol goede moed stort ik me met de spade op de aarde. Na drie ferme scheppen zand voel ik een knak. Mijn rug. Kreunend kom ik overeind. Met moeite bereik ik mijn woonkamer. Diclofenac doet de rest. Eigenlijk wist ik toen al dat ik De Regel niet had moeten overtreden. Had ik me niet met zijn tuin bemoeid dan was er niets aan de hand geweest.

Was het mijn schoonmaakactie in zijn tuin? Mijn bijna-hernia? Schuldgevoel? Verantwoordelijkheidsgevoel? Of was het liefde? Iets bracht mijn Lief er toen toe de klus in mijn tuin alsnog uit te voeren.

Het is tweede Pinksterdag en ik zit met de kinderen in de bioscoop terwijl hij mijn bestrating doet. De film duurt twee uur en ik rek de tijd met een ijsje en een omweg naar de parkeerplaats. In slakkengang rijd ik naar huis om hem even iets meer tijd te gunnen voor een indrukwekkend eindresultaat.

Ik stel me al voor hoe ik hem liefdevol doch zwoel mijn dankbaarheid ga tonen. Met veel kleffe kusjes. Handengeklap. Een rondedans. En een belofte fluisterend in zijn oor. Fluisterend. Want er zijn kinderen bij.

Thuisgekomen is er geen spoor van Lief te bekennen. Terug naar zijn eigen paradijs twee straatjes verderop. Een snelle inspectieronde leert dat hij toch zeker drie rijtjes stenen heeft gelegd. Hij is dus wel even geweest. ‘Het begon te regenen’, verklaart hij later. Ik besluit me niet te laten kennen. Ik pak mijn roze bril en zeg dat ik van hem hou zoals hij is.

Die avond plaats ik mijn eerste klus op Marktplaats.

En zo jaagt hij mij in de armen van ‘de Lakdokter’.

 

photo credit: A Guy Taking Pictures via photopin cc

CURSUS SCHRIJVEN VOOR HET WEB 2016