Lief en ik delen een quilty pleasure; naar de film op woensdagmiddag. Pleasure omdat we naar de beste films gaan in een vrijwel lege zaal. Guilty omdat het toch een beetje onder werktijd is. Ik ben eigen baas. Maar wel een strenge. Het genot wint het van het schuldgevoel dus we doen het vaak en vol overgave.

We pakken de film van half vijf en Lief komt me halen. Nog even dit stukje afmaken. Nog snel de hond laten plassen. Ander truitje aan…

Lief kijkt me ongeduldig aan terwijl hij in de deuropening staat te wachten. ‘Altijd hetzelfde’, zie ik hem denken. Als we in mijn Twingootje stappen gooi ik het portier onnodig hard dicht en trap het gas meteen flink in. Lief moet zich aan het handvat vasthouden om in de bochten niet tegen me aan te vallen. De auto is klein, hij is groot. Ze passen niet bij elkaar.

Bij ieder verkeerslicht kijken we op de klok in de auto. Het display geeft 16:22 aan. Dat is krap. Lief kijkt ook maar eens op zijn telefoon. ‘Zestienhonderd vierentwintig,’ klinkt het geïrriteerd naast me, ‘jouw klokje loopt niet bij.’

De sfeer in de auto is nu om te snijden. Het verwijt hangt in de lucht. En het is mijn schuld als we het niet halen. Voor de zoveelste keer. In plaats van ‘sorry’ zeggen, negeer ik het laatste rode licht en scheur met een vloeiende beweging door de bocht naar beneden de parkeergarage in.

Ik draai mijn raampje open. Niets is automatisch aan deze auto. Zelfs dát voelt nu als mijn schuld. Lief geeft me zijn pinpas om de slagboom te openen. Geroutineerd steek ik de kaart in de gleuf en wacht. Als ik de kaart niet snel genoeg terugkrijg, druk ik op een knop.‘Wat doe je nou?’ schreeuwt Lief het uit. ‘Waar doe je die kaart nou in, muts?’
Zijn woorden raken doel en ik voel duizenden spelden prikken op mijn huid.
‘Kijk dan wat je doet! Links is om te chippen. Je steekt hem in de gleuf van de tickets. Het staat er toch! Haal mijn pas er dan uit!’

Mijn hersenen lijken vertraagd te werken. Ik hoor wat hij zegt maar het dringt langzamer tot me door. Nu zie ik het ook. Zijn pinpas heb ik in de gleuf van de tickets geschoven. Lekker ver doorgeduwd. Ik zie nog een randje van de pas zitten maar kan er met mijn lange nagels geen grip op krijgen. 

Zijn pinpas heb ik in de gleuf van de tickets geschoven. Lekker ver doorgeduwd. 

‘Zestienhonderd achtentwintig. We kunnen de film wel schudden.’
Hij pakt mijn handtas en begint als een bezetene te graaien. ‘Wat doe je?’
Ik klink alsof ik mijn grootste geheim in die tas heb bewaard. ‘Heb je een nagelvijl bij je?’
Ik zie de kartonnen vijl voor me en zeg nee.
Achter me is de eerste auto aangesloten. Ik zwaai onhandig naar achteren. Eventjes wachten, prevel ik zacht. Ik voel hoe mijn hartslag omhoog gaat. Zweetdruppeltjes op mijn bovenlip. Vloekend stapt Lief uit de auto. ‘Trut!’ hoor ik hem nog zeggen met een lange rollende r.

Au.

In mijn achteruitkijkspiegel zie ik hoe hij naar de auto achter me loopt. Ik kan niet horen wat hij zegt maar de auto rijdt naar achteren en sluit aan bij de slagboom die alleen voor het casino bestemd is. De mevrouw kijkt me even kort afkeurend aan. Je bent zelf een trut, denk ik.

Terwijl Lief door de garage ijsbeert, heb ik het peuteren opgegeven. De kaart is door mijn gepulk nog verder het apparaat ingeschoven. Ik druk op de knop voor hulp. ‘Meldkamer, goedemiddag. Waar kan ik u mee helpen?’ De blikkerige stem stem schalt door de garage.
‘Ik heb per ongeluk mijn pinpas in het verkeerde gleufje gedaan…’
Mijn pinpas!’ hoor ik achter me.
‘Nu zit ‘ie vast. Ik heb alles al geprobeerd.’ Mijn stem klinkt onvast.
‘Geen probleem,’ zegt de robotstem vriendelijk, ‘laat uw auto maar voor de slagboom staan en zeg tegen de andere automobilisten dat ze langs het casino naar binnengaan. Er komt zo iemand naar u toe. Kan tien minuutjes duren.’

Tien minuutjes?

Er volgen minuten die eindeloos duren. Ik heb de motor afgezet en doe alsof ik ontspannen op mijn telefoon zit te twitteren. In werkelijkheid bespied ik mijn geliefde die er zo anders uitziet als er stoom uit zijn oren komt. Hoe langer we wachten hoe bozer hij wordt. Ik kijk op de klok. Zestienhonderd vierendertig zeg ik zachtjes tegen mezelf in het achteruitkijkspiegeltje en er borrelt een lach in me op. Ineens zie ik de humor van de situatie in en net als ik hardop begin te lachen komt er een witte auto van het parkeerbedrijf aanrijden. Hij stopt naast me voor de slagboom van de uitgang. Er stapt een oudere man uit die de situatie snel opneemt.

‘Goedemiddag mevrouw! Zet uw autootje maar een stukje naar achteren. Anders kan ik er niet bij. Gedwee doe ik wat me opgedragen wordt. De vriendelijkheid van de man geeft me moed en ik lach mijn liefste lach naar hem. Het werkt; hij lacht terug.

Lief komt er nu bij staan en samen kijken we hoe hij met een paar sleutels de automaat opent en de voorkant openklapt. ‘Ziezo. Hier is de boosdoener.’ Hij wil de pinpas aan mij geven maar Lief is me voor en grist zijn pas uit de handen van de man.

‘Gebeurt dat nou vaak, meneer? Dat iemand zijn pas in het verkeerde gleufje stopt?’
Ik kijk hem onschuldig aan en knik ondertussen bijna onzichtbaar maar dwingend ja. Ik voel hoe ik mijn wenkbrauwen optrek en mijn mondhoeken in een vriendelijke glimlach forceer. We wisselen een blik van verstandhouding. Hij kijkt kort naar Lief en schat de situatie in één keer goed in.
‘Gebeurt dat vaak? Gebeurt dat váák? U moest eens weten. Een paar keer per dag!’ zegt hij lachend tegen mij. Dan draait hij zich om naar Lief en zegt: ’En het zijn niet alleen maar blondjes in kleine autootjes hoor.’

Als we op het terras zitten is het vijf uur. De wijn staat op tafel, de bitterballen liggen in het vet. Guilty pleasure. Maar straks mag hij betalen.

 

CURSUS SCHRIJVEN VOOR HET WEB 2016