De wekker gaat. Welke dag is het vandaag? Het is maandag. Ik moet eruit, de normale routine begint weer. ‘Wakker worden Mick,’ zeg ik terwijl ik het licht in de jongenskamer aan doe. Er komt nog net een pluk haar boven het dekbed uit. Ik aai erover en zeg het nog een keer.

In badjas en met koeienklompen aan mijn voeten klos ik de trap af. Keuken, licht, espressoapparaat. Woonkamer, licht.

‘Hé Noé,’ zeg ik met een zangerige stem tegen de hond. Er komt beweging in haar staart en haar bruine ogen kijken omhoog. Maar ze blijft roerloos liggen.

Kom, chocopops, melk. Vriezer, brood. Sapje. Espresso.

‘Waar is mijn joggingbroek?,’ wordt vanuit de verte gegild. Ik reageer niet. Kijken, denk ik. Ik klos de trap weer op. Boven staat Mick. Wilde haren en een lekker lijfje in een Coolcat boxershort. Nog voor hij iets kan zeggen wijs ik naar de waslijn. ‘O.’ zegt hij.

Even iets makkelijks aan, douchen doe ik straks. Terwijl ik de hond roep, trek ik mijn jas aan. Ze blaft ongeduldig. ‘Ksss…’ zeg ik.

Riem om, sleutels pakken. ‘Tot zo!’ roep ik ‘Chocopops staan op het aanrecht.’

We wandelen door de straat naar de plasplaats. Na dertien jaar vind ik het ineens bespottelijk om te zien. Hoe wij, hondenbezitters, dag in dag uit, jaar in jaar uit, drie of vier keer per dag ons huisdier moeten laten ontlasten.

’s Morgens zijn we op ons belachelijkst. Vooral in het weekend. Pyjama of joggingbroek, laarzen of pantoffels. Misschien niet eens een onderbroek aan. Uitgelopen mascara en seksharen. Eerst de hond. Dan de rest.

Uitgelopen mascara en seksharen. Eerst de hond. Dan de rest.

Shit.

Mijn hond zakt door haar achterlijf midden op de stoep. Haar rug een beetje bol, staart omhoog. Hét moment om tralala om je heen te kijken. Het blijft -ook na dertien jaar- hoe dan ook gênant om te kijken hoe een ander poept. Ook al is het een hond.

Maar dan zie ik hem aan komen lopen. De heerlijke buurman van een eindje verderop. Die verschrikkelijke lekkere buurman. Beschaamd kijk ik snel de andere kant op. Naar de drol. We wonen in een nette buurt. We hebben opruimplicht. Ik draai me weer om en kijk nu in het heerlijke gezicht van buurman. Hij heeft zich wel gedoucht. En geschoren. En zijn tanden gepoetst. Denk ik.

Hij kijkt van mij naar de drol en dan naar mijn hond. Zijn hond kan het wél ophouden, denk ik.

En dan doet hij iets wat ik niet had verwacht. Uit zijn zak haalt hij een zakje. Een felrood poepzakje en geeft het aan mij. Ik vind het een haast liefdevol gebaar. Zijn vingers raken de mijne. Onze blikken haken een paar seconden in elkaar. Ik opgewonden. Hij geamuseerd.

Als het tromgeroffel in mijn hoofd stopt merk ik zijn afwachtende houding op. O ja:shit!

Ik buk en vouw het zakje om mijn hand. Onhandig pak ik de drol tussen mijn vingers. Is dit zakje echt waterdicht? Ik moet mijn hele hand om de warme dampende massa vouwen anders gaat het fout. Nu moet ik in één beweging het zakje om de drol heen vouwen. Bezweet en met een rood hoofd kijk ik omhoog.

Shit!

Hij staat te wachten. Waarop?
Als ik opsta knoop ik de poepzak zo nonchalant mogelijk dicht. Hij doet of hij het niet ziet. Samen lopen we nog een stukje op. Zonder praten, zonder elkaar aan te kijken. Ik hoor het suizen van mijn bloed dat door mijn aderen stroomt. Ik voel het bonken van mijn hart.

Onopvallend stop ik de hand die om de drol is gevouwen in mijn jaszak. Ik kan het niet. Flirten met een drol in mijn hand.

In het kader van #ElkeDagBloggen ga ik de uitdaging ook eens aan. Voor een weekje. En omdat het elke dag is zal ik bloggen over alledaagse onderwerpen. Dit was blog 1.