We eten voor de televisie en kijken naar Spangas. Gewoon omdat het kan. We zien hoe Tinco met zijn vrienden in de kantine zit en zijn broodtrommeltje opent. Hij haalt iets tussen zijn boterhammen vandaan en kijkt er vol afgrijzen naar. Het is een briefje van zijn moeder. Tinco weet niet hoe snel hij het briefje moet wegmoffelen en schaamt zich kapot.

‘Nee!’ roept mijn zoon. ‘Dát is erg, als je moeder dat doet.’
‘Wacht maar. Als jij straks naar de middelbare gaat, dan doe ik dat ook. En dan ga ik hartjes verstoppen tussen je brood.’ Hij werpt me een dodelijke blik toe.
‘En ik kom langs in je lunchpauze,’ zeg ik terwijl hij ineenkrimpt, ‘dan ga ik op het schoolplein op je wachten.’
Zijn ogen knijpen samen. ‘Als je dát doet hè…’
‘En als de bel gaat, geef ik je een vette afscheidsknuffel.’
Inmiddels heeft hij zijn vingers in zijn oren gestopt en de afkeer druipt van zijn gezicht.
Als ik begin te lachen, kan hij weer ontspannen. Samen verzinnen we nog een paar ondraaglijke situaties. Dat ik ga praten met zijn vrienden bijvoorbeeld (stel je voor!), dat mijn string boven mijn broek uitkomt, dat ik ga dansen op zijn disco-feest…

Ik moet er nog aan wennen dat ik in bepaalde situaties ineens uit de gratie ben. Dat roept herinneringen op over hoe erg mijn moeder vroeger was.

Ik ben met mijn moeder naar de stad geweest. We fietsen naar huis als het plotseling hard begint te regenen. Mijn moeder tast in de zakken van haar regenjas, op zoek naar haar regenkapje. Ze stapt van haar fiets, doorzoekt grondig haar zakken en haar handtas. Ze is gisteren naar de kapper geweest voor een watergolf. Het toppunt van luxe, daarom is ze zuinig op haar gesteven kapsel. Tijdens het koken doet ze een hoofddoekje om en bij regen komt een transparant plastic regenkapje tevoorschijn.

‘Ik heb mijn regenkapje in de andere jas laten zitten,’ zegt ze verschrikt en ze loopt met haar fiets aan de hand naar een boom om te schuilen. Ik kijk naar de grijze lucht en de dikke druppels die plasjes beginnen te vormen op het fietspad.

Aan de manier waarop mijn moeder de boodschappen van de ene in de andere tas aan het overhevelen is, zie ik dat ze zich niet gewonnen geeft. Ze pakt de volle canvas wees-wijs-met-de-Waddenzeetas en hangt die aan het stuur. De lege plastic Vroom & Dreesmanntas trekt ze voorzichtig over haar gewatergolfde kapsel. Zonder de golfjes te raken, knoopt ze de zak vast onder haar kin en daarna kijkt ze me tevreden aan. Ze is in haar nopjes met deze creatieve vondst en stapt weer op de fiets.

Ik voel hoe de grond onder mijn voeten een meter wegzakt. Dat idiote mens -mijn moeder-

Ik voel hoe de grond onder mijn voeten een meter wegzakt.
fietst voor me uit en snel kijk ik om me heen. Niemand te zien en de kans dat ik in deze hoosbui bekenden tegenkom, is klein. Neem ik het risico of blijf ik hier staan totdat ik drijfnat ben? Woedend stap ik ook op, en ik fiets haar zo hard mogelijk voorbij. Ik hoor hoe mijn moeder keihard begint te zingen en als ik achterom kijk zie ik dat ze er met gestrekt been in gaat. Ze is nu zo dichtbij dat ik een kerklied kan herkennen in haar gezang. Mijn schaamte bereikt zijn hoogtepunt en even denk ik erover haar een kwak te geven.

Samen racen we over het Smokkelpad, langs de Lookerskolk. Achter elkaar duiken we het fietstunneltje in, onder de Overstichtlaan door. De plassen die onderin het tunneltje staan, spatten hoog op als ik probeer een eindsprint in te zetten. Met mijn moeder op de hielen, leg ik de laatste paar honderd meter hijgend af.

Zingend bereikt mijn moeder de eindstreep en ze steekt lachend de sleutel in het sleutelgat. In de gang loopt ze naar de spiegel en wijst op het onkreukbare kapsel dat onder de druipende Vroom & Dreesmannzak tevoorschijn komt.

Alsof ze me net niet onsterfelijk belachelijk heeft gemaakt, zegt ze vrolijk dat ik maar lekker droge kleren moet aantrekken. ‘Hang die natte kleren maar aan de lijn te drogen.’ Ik haat haar.

Drie jaar later zit ik middenin de pubertijd. Mijn vriendin B. en ik staan uren voor de spiegel in onze zwarte outfits. Op de achtergrond klinkt Boys Don’t Cry van The Cure. Met een depressieve blik op ons gezicht zingen we mee. Met zorg touperen we onze haren tot ongekende hoogtes. Pas als we helemaal tevreden zijn met het resultaat, komt de Wella Forte Ultra Strong eraan te pas. De kamer vult zich met de giftige dampen, maar we gaan onverstoorbaar door, net zo lang tot iedere pluk is gefixeerd en aanvoelt als een takje.

Als we stiekem een sigaretje willen roken, steekt B. wierook aan en doet het raam open. Tot haar schrik, ziet ze dat het regent. Hard regent. Maar we moeten uit! De stad wacht op ons. Lichte paniek maakt zich van ons meester maar dat duurt niet lang. Ik krijg een geweldig idee.

Een half uur later zetten we onze fietsen tegen een boom, twee straatjes verwijderd van danskelder de Elegast. Mijn broek plakt aan mijn benen, zelfs mijn onderbroek is nat. Ik kijk naar B.. Er hangt een druppel aan haar neus. Voorzichtig haalt ze de vuilniszak van haar hoofd. Ik volg haar voorbeeld en prop de zak onder mijn zadel. Drijfnat maar met een torenhoog kapsel, dalen we het trappetje naar de Elegast af. Ons haar droog, ons gezicht in de plooi. Dwars door de schaamte heen.

photo credit: ecstaticist via photopin cc

 

Dit verhaal delen? Kleine moeite!

Ja, deel maar hoor

——.

CURSUS SCHRIJVEN VOOR HET WEB 2016