Op de eerste dag van de aangekondigde hittegolf ben ik extra vroeg opgestaan. Snel aan de slag om ’s middags vrij te zijn en met Mr. Big aan het water te gaan liggen. Om parkeerproblemen te voorkomen heeft hij zijn oudste dochter Esmée gevraagd of we haar bromfiets mogen lenen. Het mag.

Die middag staat Mr. Big met haar scooter voor mijn deur. Onze rugzak met handdoeken en proviand past mooi tussen zijn benen. Als hij de scooter wil starten met het sleuteltje, lukt dat niet. Hij draait het sleuteltje nog eens uiterst voorzichtig om en als dat niet werkt geeft hij er een venijnige draai aan. Niets. Dan maar aantrappen met de kickstarter. Hij doet het met z’n linkervoet, dan met z’n rechtervoet. Hij draagt teenslippers en zijn voeten zien er kwetsbaar uit. Ik durf niet meer te kijken. Au! Zie je wel.

Technisch gedoe is niets voor hem en ík kan hem ook niet helpen. Maar de aanhouder wint! De motor van de scooter pruttelt en Mr. Big stapt op. Nu ben ik aan de beurt. Met mijn billen stevig in het zadel, zoek ik steun met mijn voeten en houd ik me stevig vast aan de ruggensteun.

Ik ben nooit een brommermeisje geweest en voor Mr. Big is het ook veertig jaar geleden dat hij op zijn oude Zundap meisjes naar huis bracht. Een beetje onwennig stuurt hij ons over de fietspaden. Ik mis zijn zelfverzekerde behendigheid die hij heeft als hij achter het stuur van zijn Jaguar zit. Fietspaden hebben scherpe bochten en om de haverklap wordt het pad in het midden gescheiden door zo’n rood-wit paaltje, waarschijnlijk om te zorgen dat we snelheid minderen. Dat doet Mr. Big, maar ik voorzie een eenzijdig ongeluk.

We rijden nu zo langzaam dat ik bang ben dat we omvallen. De doorgang is smal en ik heb het gevoel dat wij wel twee meter breed zijn. Stevig klem ik mijn benen om de zijne en pak hem bij z’n middel vast.
‘Dát vind ik leuk,’ zegt hij enthousiast en hij geeft een dot gas. Met zijn linkerhand pakt hij mijn hand vast en begint te slingeren. Dat deert hem niet, hij heeft de smaak te pakken en zijn vrije hand gaat op onderzoek uit, kijken hoever hij naar achteren kan reiken. Ver, blijkt nu. Tot aan mijn billen, merkt hij tevreden op.

Er komt weer een bocht aan en ik zet me schrap.
‘Moet ik nou met jou meebewegen of juist tegenhangen?’ schreeuw ik in zijn oor.
‘Weet ik niet!’ roept hij terug. Ik besluit mijn gevoel te volgen. Hij hangt met zijn lijf in de bocht en ik hel naar de andere kant, zo blijven we in wankel evenwicht.

Als we de bossen bij Galder bereiken, kan hij vol gas rechtdoor rijden. Topsnelheid nog net geen veertig kilometer per uur. Snel genoeg voor ons en snel genoeg voor de pedaleur de charme die vlak achter ons blijft hangen. Een plakker, weet ik sinds ik voor een reisbureau voor fietsvakanties schrijf.

De wind die zo warm is als de lucht van een föhn, strijkt langs mijn lichaam en door mijn haren. Ik sla beide armen om Mr. Big, hou hem stevig vast en leg mijn wang op zijn schouder. Ik zie onze gezichten in het kleine ronde achteruitkijkspiegeltje. Ik lach naar mezelf. Met een beetje fantasie lijkt het alsof we op vakantie zijn op een tropisch eiland.

Eenmaal bij het strandje staan we discreet in de bosjes te klungelen om de scooter op de standaard te krijgen. We: hij klungelt en ik moedig hem aan.

De zon brandt, het water is heerlijk en de lucht is blauw. Tegen de tijd dat Mr. Big rode vlekken krijgt, is het tijd om te gaan. Hij appt zijn zoon om te vragen hoeveel kilometer we kunnen rijden met één streepje. En welke benzine er eigenlijk in moet. Ongedurig kijkt hij elke dertig seconden op z’n telefoon. Geen blauwe vinkjes.
‘Bel hem dan,’ zeg ik.
Hij neemt niet op.
‘We gaan alvast rijden.’

Het vrijheidsgevoel heeft bij mij ineens afgenomen, nu ik weet dat we elk moment stil kunnen komen te staan. Ik zie ons al kilometers op teenslippers naar huis lopen met die scooter aan de hand.
Ook tijdens het rijden, pakt Mr. Big zijn telefoon om de haverklap uit de diepe zak van zijn cargobroek. ‘Als je ze nodig hebt, nemen ze niet op,’ moppert hij. Met ‘ze’ bedoelt hij de hele kinderschare, denk ik.

Inmiddels zijn we bij een benzinepomp aangekomen en weten we nog niks.
‘Bel je dochter,’ moedig ik hem aan.
Zij neemt wél op en reageert stoïcijns op de vraag welke benzine erin moet. ‘Nou, gewoon,’ zegt ze droog, alsof het meteen duidelijk moet zijn.
‘Euro 95? Of 98?’
‘Ja, gewone.’
’95 dus?’
‘Ja, die.’

Mr. Big tilt het zadel op en ik moet lachen als ik naast de tankdop twee stickers zie. Ik zie het gelijk: E10 staat erop.
‘Hier, kijk: E10, dat is Euro 95.’ Ik hoor zelf ook dat ik zelfvoldaan klink. Terwijl Mr. Big op zoek is naar doekjes of handschoenen, anything om te voorkomen dat zijn vingers vies worden, strek ik mijn benen, want erg ontspannen zit ik nou ook weer niet op de scooter. De tank slaat snel af en ik constateer dat het met de huidige benzineprijzen een stuk leuker tanken is met een scooter dan met de auto. ‘Ik trakteer’, zeg ik royaal.

We rijden naar huis en we raken al lekker op elkaar ingespeeld. Ik hou mijn adem niet meer in als we een kruising naderen en Mr. Big stuurt ons maar één keer de autoweg in plaats van het fietspad op. Hij snijdt zelfs al bochten af.
‘Het zou best leuk zijn om een eigen bromfiets te hebben,’ schreeuwt hij naar achteren, ‘maar dan wel een elektrische, dan heb je dat lawaai niet.’
‘Wat zeg je?’
‘MAAR DAN WEL EEN ELEKTRISCHE, DAN…’ Ik knijp hem en giechel in zijn oor.
Zo’n ouwe lullending past misschien inderdaad beter bij ons.

Als we thuiskomen, heeft zijn zoon de appjes beantwoord.
‘Tanken: Euro 98. GEEN E10 want dan gaat de motor kapot.’
Mr. Big leest het nog een keer voor, alsof dat de situatie verandert. Resoluut gooit hij het zadel omhoog. Hij zal wel eens eventjes een fotootje sturen als bewijs dat het niet klopt. Hij is dol op ‘bewijsfotootjes’, het liefst in de familie-app. Foto’s van rondslingerende sokken, dode muizen of een lege verpakking die is teruggezet in de koelkast. Soms met begeleidende tekst maar meestal is een foto voldoende.

Hij kijkt naar de sticker en dan naar mij.
Er ís iets, ik voel het.
‘Lotty!’
‘Ja…?’
‘Kijk!’
Ik werp een vluchtige blik op de sticker. ‘Ja, E10,’ zeg ik.
‘Géén E10. Hier, wáárschuwing: géén E10.’ De é en de á hebben een hele nieuwe klank gekregen, die niet in ons alfabet thuishoort.
Geschrokken kijk ik beter. Ik kan het niet lezen, ik heb geen leesbril op. Maar de sticker is groen en ‘E10’ springt eruit.

Tot mijn grote opluchting is Mr. Big het roerend met me eens. Die sticker had nooit groen mogen zijn. Groen betekent goed, rood betekent waarschuwing.
‘En onze hersenen kunnen het woord ‘niet’ niet registreren,’ zeg ik verontwaardigd. ‘Als je op een knop zet ‘niet drukken’, dan gaat iedereen drukken. Zo werkt dat. Ik weet dat vanuit de psychologie. Houden we ook rekening mee bij copywriting. Dus.’
Mr. Big knikt instemmend en ik voel een warme golf door me heen stromen van zoveel erkenning.

Op internet lezen we dat er 10% ethanol zit in E10, die schade kan veroorzaken aan de motor. Als je altijd E10 tankt en als het langere tijd in de tank blijft zitten.
Opgelucht halen we adem.
Het gezicht van Mr. Big klaart op, hij heeft een goed idee. ‘Dan moeten we maar veel op de bromfiets rijden, dan is de tank snel leeg.’ Ik knik ja en glimlach. Ik hou van harmonie.

Slechte teksten kosten geld

Stel je voor dat jij en je collega’s allemaal beter kunnen schrijven. Sneller. Effectiever.

Dat het hele team dezelfde schrijfstijl aanhoudt…

Iedereen kan beter leren schrijven en ik leer het jullie in 1 dag.

Boek Opposites AttractLotty Rothuizen | Schrijftraining en -coaching
Auteur van Opposites Attract

Ik schreef de honderden blogs, webpagina's en SEO-teksten. Copywriting, nieuwsbrieven en social media teksten. Ik schreef over steunzolen, verzekeren en rijlessen. Over meubels, de zorg en de horeca.

Met mijn incompany schrijftraining deel ik mijn kennis en 11+ jaar ervaring om bedrijven te helpen die hun interne en externe communicatie naar een hoger niveau willen tillen. En dat gaat sneller dan je denkt!