Ik word wakker in het bed van mijn lief. Ik voel meteen dat ik pijnlijk stijve spieren heb. Stijver dan normaal. Wat is nog normaal? Het hoort bij mijn leeftijd, hoor ik steeds vaker. Ochtendstijfheid. Voor een man gezond teken maar ikzelf wil je er geen last van hebben. Mijn neus zit dicht, mijn hoofd doet pijn. Ik wil snel frisse lucht, dus zonder te douchen trek ik mijn kleren aan die over de stoel naast het bed hangen.
Terwijl ik de trap afloop hoor ik het bekende geluid van een kwispelende hondenstaart die tegen de grond aanzwiept. De trouwe bruine ogen kijken me vanonder de blonde wimpers aan. Alleen haar staart verraadt haar enthousiasme. Ze springt niet meer op. Hoewel je nauwelijks van een gezichtsuitdrukking kunt spreken bij een hond, kijkt ze me toch vragend aan. “Aaien?” vraagt ze en bij wijze van voorschot draait ze zich al op haar rug onder onophoudelijk gekwispel. “Goeiemorgen Nootje! Kom, we gaan meteen…”
Buiten is het koud maar droog. Een mistsluier hangt vlak boven de grond van het weiland. De Schotse Hooglanders grazen onverstoorbaar door terwijl een reiger langs de kant van het water op één poot staat. Als Noé dichterbij komt, slaat hij zijn grote vleugels uit en is vertrokken. Noé snuffelt op de plek waar de reiger net nog stond. Ze snuift alle informatie uit de grond. Zij ruikt de dingen die voor ons onzichtbaar zijn. Ze plast op de plek waar een andere hond haar voor is geweest. Dat is belangrijk voor haar, denk ik. Anders zou ze dat niet steeds weer doen.
Gedurende onze korte wandeling van ons ene naar ons andere huis heeft ze het er druk mee: snuffelen en snuiven, zigzaggend over het fietspad. Als ze zoals altijd, precies op het randje van de berm en het fietspad gaat poepen, draai ik mijn hoofd weg. Ik trek een niets-aan-de-hand gezicht naar de voorbijkomende fietsers. Asociaal. Ik weet het. Aan de riem wappert een knalroze poepzakje als een uithangbord van mijn onschuld: ik ruim de poep van mijn hond altijd op! Maar het zakje zit al zo lang werkloos aan de riem geknoopt dat het slijtageplekken vertoont. Uiteindelijk zal er slechts een roze sliertje overblijven voordat ik er een nieuw zakje aanknoop.
Ik open de voordeur van mijn eigen huis en met mijn jas nog aan zet ik het espressoapparaat en de thermostaat aan. Ongeduldig staat Noé bij haar etensbak te wachten. De harde hondenbrokken maken een hard indringend geluid op de metalen etensbak waar ik ze in gooi. Noé valt gretig aan. De keramische schijven van de koffiemolen overstemmen elk geluid maar verspreiden de heerlijke geur van versgemalen koffiebonen.
Terwijl ik mijn espresso drink, spoelt Noé de brokken weg met veel water. Haar achterpoten trillen als ze zich goed uitrekt. Dan gaat ze naast me zitten. Ze wacht. Als ik mijn laatste slokje koffie heb genomen, trek ik mijn jas weer aan. Samen vertrekken we voor het volgende deel van onze wandeling. Onze spieren zijn een beetje opgewarmd, we bewegen allebei weer soepel. “Kom! We gaan nog een stukkie…”.