Na een warme zondag spreek ik met Lief en zijn kinderen af, om een hapje te gaan eten in de stad. Ik ben gisteren geslaagd met winkelen en heb me in mijn nieuwe slim fit jeans gewurmd. Dat gaat minder makkelijk nu het warm weer is. Alles is een beetje uitgezet en de broek plakt aan mijn huid. Maar hij zit. En hij zit dicht.

Ik buig me voorover om de smalle bandjes van mijn sleehakken vast te gespen. Ik moet me in een onhandige bocht wringen.

Knak.

Ik voel een vlammende pijn in mijn nek.

Even later zit ik met een stijve nek op de fiets. Naast me rijdt Lief met een glunderend gezicht. Hij vindt de nieuwe jeans fantastisch staan. Als ik even later een lekke band krijg, moeten we verder lopen. Lief duwt mij een stukje voor zich uit. ‘Loop maar,’ zegt hij met een grijns, ‘ik loop wel achter je.’

We wandelen langs de haven op zoek naar een plekje.  Zijn hand rust op mijn bil. Mijn billen vieren een feestje en vlak voordat ik ga zitten, krijg ik nog een pets op mijn kont.

We zitten op het terras bij de Sultan. Op hippe loungebanken, tussen waterpijpende pubers. We eten mezzes, drinken wijn en kletsen met de kinderen. We doen wat je op een terras doet: kritisch kijken en je er nog goed bij voelen ook. Als het hoofdgerecht lang op zich laat wachten, maken we maar een tweede fles soldaat. Onbedoeld heb ik het perfecte recept tegen een stijve nek ontdekt. Dat ditzelfde recept ook verdovend werkt op mijn evenwichtsorganen, merk ik als ik een paar uur later waggelend de fietsenstalling bereik.

We zitten op het terras bij de Sultan, op hippe loungebanken, tussen waterpijpende pubers.

Dankzij mijn lekke band mag ik voor het eerst van mijn leven bij Lief achterop de fiets. Ik grijp hem stevig vast en ren een stukje met hem mee. Dan probeer ik zo soepel mogelijk achterop te springen. De hakken, de wijn, de veel te strakke broek; ik heb het mezelf niet makkelijk gemaakt. En als ik eenmaal zit, voel ik de harde randen van de bagagedrager. Ze snijden pijnlijk in mijn wulpse vlees. Ik sluit mijn ogen en leg mijn hoofd tegen de brede rug van Lief. Hij heeft het zwaar. Dat kan ik duidelijk horen aan zijn ademhaling. Maar ik zit.

Zoon van 9 fietst achter ons en bekijkt het tafereel met nieuwsgierige ogen en moet lachen om wat hij ziet.

‘Zo hé! Papa moet wel erg zijn best doen, Lotty. Zijn band gaat ook nog helemaal plat.’

Lief ploetert onverminderd voort en zegt hijgend: ‘Ach, die paar kilootjes, dat valt wel mee!’ Even is het stil, dan komt zoon naast ons rijden en zegt op verbaasde toon: ‘Aan de achterkant  lijk je nog best jong, Lotty!’

Ik sluit mijn ogen en leg mijn hoofd tegen de brede rug van Lief.

 

 

photo credit: Kake Pugh via photopin cc

CURSUS SCHRIJVEN VOOR HET WEB 2016