Eindelijk: vakantie. Ik heb de laatste maanden zo veel gewerkt dat het voelt alsof ik de eindstreep heb gehaald, de finish. Alleen staat er geen juichende menigte, zijn er geen bloemen en is er geen medaille.
‘Koffie?’, vraagt Lief zacht. Ik knipper even met mijn ogen. ‘Blijf jij nog maar even lekker liggen,’ zegt hij erachter aan terwijl hij mijn zoldertrap afstommelt. Dat hij zijn lenzen nog niet in heeft, hoor ik aan de laatste tree die hij mist.
Ik kijk hoe laat het is. Half negen! Ik moet eruit. Ik moet Heel Erg Veel Doen. Ik spring snel uit bed en onder de douche. Vol verbazing kijkt Lief hoe ik me even later afdroog. In zijn handen twee espresso’s en de krant. ‘Ik wil aan de slag,’ zeg ik verontschuldigend. Maar diep in mijn hart kan het me niks schelen wat hij ervan vindt.
Ik wil klussen, mijn huis opknappen, schoonmaken, achterstallig onderhoud doen. Als het aan hém ligt, stort mijn hele huis om ons heen in, als wij maar lekker in bed blijven liggen. Hij probeert me nog te verleiden maar ik ben onverbiddelijk en trek mijn overall aan. Nu hij weet dat het menens is, slaat hij zijn koffie achterover en vertrekt zo snel mogelijk naar zijn eigen lege huis. Leeg, want de kinderen zijn de eerste week van de vakantie bij hun moeder.
Ik geniet van mijn welverdiende eerste klusjesdag en heb al precies in mijn hoofd wat ik allemaal ga doen. Gewapend met Pinterest moodboards, een lijstje met afmetingen en een rolmaatje, vertrek ik naar de bouwmarkt. Ik koop verf en kies wel drie verschillende soorten behang, die allemaal bij elkaar passen. Met mijn kruideniersmentaliteit rij ik voor de kwasten en de bakjes nog even langs de winkel waar heel Nederland zonder gêne de goedkoopste dingen koopt.
Thuis verandert mijn keukentafel in behangtafel en de woonkamer in een werkplaats. Terwijl de muziek uit de boxen knalt, strip ik het halletje en ik tover het in no time met wat knip- en plakwerk om tot een ruime smaakvolle entree.
’s Avonds heb ik de klusspullen in een hoek gezet en als Lief binnenkomt, schenk ik de wijnglazen vol. Trots laat ik mijn halletje zien. Lief knipt het licht aan om het beter te kunnen zien. ‘Het bobbelt een beetje,’ zegt hij voorzichtig. ‘En hier ook.’
Nu zie ik het ook. ‘Dat is normaal, het moet nog drogen. Morgen zie je er niks meer van.’
Als we zondagochtend aan het ontbijt zitten, kan ik wel janken. Het behang is vannacht een eigen leven gaan leiden en bobbelt en rimpelt aan alle kanten. Nu het licht er goed op staat, is er geen vlak stukje meer te zien. Lief voelt de bui al hangen. ‘Straks valt het niet meer op, als de kapstok weer hangt vol met jassen en tassen.’
Ik zeg niks en peuter een stukje los. Ik wil de hele baan in een keer van de muur trekken maar het papier scheurt halverwege. De delen die niet bubbelen, zitten goed vast. Heel goed vast. Het huilen staat me nader dan het lachen.
Lief loopt naar mijn woonkamer anex werkplaats en ik wil hem nog naroepen: loop maar weer lekker weg. Maar dan komt hij terug met een afsteekmes en begint zonder iets te zeggen aan het muurtje. Met één hand in zijn zak steekt hij geduldig stukje voor stukje af.
Een paar uur later kijken we naar het resultaat van onze samenwerking. Het dure behang zit er mooi en strak op. Hij kán het dus wel, klussen. Zelfs met één hand in zijn zak.
Deze column is geschreven in opdracht van Piet Klerkx. Wil jij ook een column die speciaal voor jouw bedrijf wordt geschreven? Er zijn meer (betaalbare) mogelijkheden dan je denkt.
Neem contact op en ik vertel je er alles over.
Download gratis het Piet Klerkx Lounge e-book met 13 herkenbare verhalen. Zo leuk kan een column voor je bedrijf zijn!